Zoemende stemmen zingen in de
Stromende regen over zonde en dood.
Ik hoor coupletten van pijn en haat.
Ik zet mijn bril van bloed op en kijk
Rond; ik begrijp deze plek niet meer.
Hoe vaak zijn er doden gevonden die
Niet gestorven waren? Zoveel lijken
Gaan ongewroken het graf in. Zoveel
Mensen lopen verblind in het duister
Door het doolhof van het zwarte leven.

Ze zijn willoze marionetten van het lot
En zijn niet hoe ze zouden moeten zijn.
’s Avonds gebruik ik een tikkende
Metronoom als slaapmiddel, terwijl
Daklozen worstelen met regencapes
En overvallers mensen beroven en
Hun ogen uitsteken. De doden liggen

Op straat tot vuilnismannen hen ophalen.
Iedereen kent de waarheid, maar
Verdraait die om te overleven. Lang
Is de weg die leidt vanuit de hel naar
Het licht. Mijn ogen doen pijn, want
Ik heb ze nog nooit gebruikt.