‘Ik wil een echte man,’ zegt ze.
Haar ogen spiegelden
mijn modderhoofd. ‘Zo’n coureur,
die zijn leven waagt.’

Ik herinner me een race in
Azië. De regen spoelde neer.
De auto’s stonden samen stil
als een kudde verzopen schapen.

Bij elke coureur hield een assistent
paraplu boven zijn hoofd. De heertjes
mochten niet moe worden. Ze moesten
straks misschien nog crashen.

Alleen Mark Webber droeg zijn eigen
regenscherm. Hij zat mompelend
eenzaam in een modderpoel. Hij begreep
niets van zijn rol in deze wereld.

In jouw spiegelpaleis waar niets is
wat het lijkt en mannen watjes blijken,
voel ik me dikwijls Mark Webber, verlaten
mompelend tot mijn knieën in de drek.