Ik ging naar
de ruigste kroegen,
want ik wilde wel sterven.
Het  Lukte mij alleen
dronken te worden.

Erger nog, de
Barkeepers begonnen
me aardig te vinden.
Daar stond ik dan klaar
Om in het duister te
Verdwijnen en kreeg gratis
Drankjes, terwijl op een
ander plek een arme
sukkel in het ziekenhuisbed
lag met buisjes in zijn arm
terwijl hij keihard voor
zijn leven vocht.

Niemand wilde me de
Dood in helpen, terwijl
de gratis drankjes maar
blijven komen.

De volgende ochtend
Wachtte op mij met zijn
stalen klemmen en zijn
stinkende anonimiteit
en zijn onverzoenlijke
houding.

De dood komt niet
op een holletje als
je hem roept, niet als
je roept vanuit
een schitterend kasteel,
of een cruiseschip
of een chique bar (of een ruige)

Zoveel onverschilligheid
Maakt de goden huiverig
En tot uitstel bereid.
Vraag het maar aan mij:
Ik ben verdorie 72.

Vertaling van een gedicht van Charles Bukwoski