De dichter is een deerniswekkend mens, die
Niet buiten de grenzen van taal kan wonen.
Hij voelt zich illegaal en misplaatst. Daarom
Denkt hij steeds vaker niet wat hij uitspreekt.
Hij brengt het kwaad niet in de wereld en kijkt
Naar het dobberen van dingen op de stroom van
De tijd. Alleen op zijn kamer, moet hij wenen.

De dood sanctioneert wat de dichter doet.
De muze is een gespierde jonge vent, die
IJzer pompt en doping slikt. Hij heeft de
Goede ideeën, maar deelt ze niet uit, want
Hij heeft een hekel aan dat creatieve gedoe.
Een dichter heeft geen vaste uren en als hij
Eindelijk schrijft is dat een zoete kwelling.

Zijn mooiste masker is zijn doodshoofd.
Hij wil de wereld betoveren met zijn
Wonderwoorden. Het leven draagt geen
Make-up en doet pijn, omdat anderen bier
Drinken en trouwen, snotterige kinderen
Verwekken en een saaie baan hebben.
Het is een wereld zonder dromen.

Dichten is wegvluchten voor jezelf, omdat je
Niet wilt zijn wie je bent. Als hij terugkeert naar
Zichzelf, ontdekt hij een nieuwe wereld en woont in
Zijn eigen luchtkasteel tussen de fluisterende wolken.
Hij weet dat sterven het grootste avontuur van het
Leven is, maar is bang dat de dood alleen
Maar een verzinsel, een masker zal zijn.