Het ziekenhuis houdt de adem in.
De muren huiveren.
De deurklink spitst zijn oren,
luistert nauwkeurig, maar
hoort niet de voetstap van de dood.

Ik zit op een kamer en
wacht op een heraut
met een zwarte boodschap,
die de winterkou voorgoed
in mijn botten zal vriezen.

Op televisie scherpe opinies,
mensen die geëerd worden en
oprechte woorden spreken
over het leed op aarde.
Hun wereld is in evenwicht.

In de pauzes schakel ik naar
Hollandse kanjers:
een meisje verklaart:
‘ik houd van gangbangs’.
Haar bijdrage aan de wereldvrede.

Het ziekenhuis slaakt een zucht.
De muren ontspannen.
De donkere ramen laten een
Glimpje zon door.

Mijn vaders hart klopt nog.