Mijn vader zit achter zijn bureau.
Hij schrijft geleerde zinnen over
genade en de Liefde van Jezus.
Hij denkt over goddelijke vergeving
en in zijn vrije tijd houdt hij af en toe
een balletje hoog op grazige weiden.

Ik zit op mijn krukje en prekel
woordeloos over Jozef en Maria,
God en Jezus. Ze spreken mijn
taal. Ze zijn mijn vriendjes en
spelen met mijn poppen en blokken.
Wij dansen samen door het leven.

Volgend jaar ga ik naar de eerste klas,
Dan leer ik van letters woorden vormen.
Ik kan mijn fantasie niet meer laten zingen.
De tover is dan verdwenen uit mijn eigen
wonderwereld. Tot die tijd spelen Jezus
en ik verstoppertje in de grote achtertuin.