Jeroen Brouwers won gisteren de Libris literatuur prijs. Op mijn boekenplanken staan ongeveer anderhalve meter boeken van deze schrijver. Dus vind ik het mooi dat hij gewonnen heeft. Brouwers woonde een aantal jaren geleden aan de Dwarsdijk in Exel. Op een dag was ik met mijn ouders in de buurt. ‘Laten we bij Brouwers kijken,’ zei mijn vader. De Dwarsdijk was niet moeilijk te vinden, maar waar woonde de gevierde auteur?
Er liep een boer in het weiland. Mijn vader vroeg hem waar Brouwers woonde. De man had geen idee dat we het over zijn buurman hadden. Maar ineens wist hij. ‘Ah, die schriever, die woont doar. Pas op, je joagt er zo voorbie’. Daar stonden we dan op de stoep. Ik kon aanbellen, maar ik wist dat Brouwers worstelde met de roman ‘De Zondvloed’. Het zou erg zijn om hem uit zijn concentratie te halen. En wat zeg je tegen een schrijver?  ‘Ik vind uw boeken goed.’ Dat is nogal dom. Ik zou een handtekening kunnen vragen. Maar ja, Brouwers was toch een soortement van collega. En Wolkers, Armando en Van Dis vroeg ik ook niet om een handtekening. Er zijn twee romanschrijvers, die om een handtekening heb gevraagd: Harry Mulisch en Natalie Koch, want die kunnen iets wat ik niet kan. Uiteindelijk zijn we gewoon verder gereden, zonder de meester te storen. Ik herinner me een hansopje van zijn dochter, die in de zon hing te drogen.