De parkeergarage
zuigt onweerstaanbaar
met zijn begerige mond
zieke rochelende auto’s
naar binnen. De peilloze
diepte van zijn slokdarm in.

De lift spuugt patiënten
en professionals uit. Ieder
heeft zijn eigen rol: de een is
een witte engel, die naalden in
ziek vlees steekt. De ander wacht
gelaten tot zijn ziel wordt geoogst.

 

Ziekenhuizen weten niets van geluk.

 

We veranderen langzaam in
duistere materie; zwarte gaten die
niet kunnen ontsnappen aan de
laaiende vuurbal van de dood.

De zon hangt met afgesneden keel
aan de levenloze hemel. Ze bloedt
licht uit een slagader, terwijl de
parkeergarage lijkwagens opboert.