Ik was op een plek waar ik alleen kom als het echt niet anders kan. De medewerkers wijzen haar je moet staan en kijken of je een mondkapje draagt. Ze moeten tempo maken en hun gezichten zijn van staal. Voor alles is een procedure en alles moet verantwoord worden. Ik moest naar een balie om me te identificeren. De twee medewerkers keken of er een geliefde overleden was. Ze stuurden iedereen zo snel mogelijk door naar de echte actie. Het gemiddelde crematorium is vrolijker en warmer.
‘Wat is uw achternaam?’ vroeg de eerste. Ik noemde hem. Ineens kwam er leven in de andere medewerker. ‘Jij heet Gerhard, toch. Jij bent Gerhard te Winkel,’ riep ze. Haar collega ging door met de procedure en stelde standaardvragen. Het kon haar niet schelen, al had ik Lionel of Max geheten. ‘Ik heb je roman gelezen,’ riep de ander. ‘Geweldig.’ Het is lastig om je glimlach te tonen met een mondhoekje op. Ik boog mijn hoofd. Haar ogen glinsterden. Daarna werd alles weer formeel en streng en onplezierig.