Ik maak me geen illusies meer, lieveling.
Op weg naar jou moest ik wachten
Voor een lange begrafenisstoet op de
Dodeweg. De zwarte lintjes deinden
Droevig op de volgwagens. Een hese
Man zong over een verdwenen paradijs.

In jouw woonkamer verloren mijn rode
Rozen hun blaadjes. In de glazen vaas zag
Ik schimmels in het water woekeren.
Je droeg een zwarte bloem in je strenge
Knotje. Mijn zoen wekte geen vonk op
Je lippen. Ik zag geen glimlach in je ogen.

Ik luisterde zwijgend naar een symfonie met
Klaagliederen en dacht aan Orpheus
Die afdaalde naar de onderwereld om
Zijn dode relatie weer tot leven te kussen.
Hij bevocht de hellehond. Zijn tocht
Was tevergeefs, tevergeefs, tevergeefs.

Er is allang geen zang meer in mijn ziel.
Mijn lier ligt op een stoffige zolder. Alleen
Spinnen beroeren nog de ontstemde snaren.
Mijn feestkleding is gescheurd, besmeurd en
Verkreukeld. Alleen die smerige hellehond in
Jouw hoofd blaft nog een grimmige melodie.