Mensen die een carnavalsoptocht durven organiseren zijn helden. Geen twijfel mogelijk. Dit is Nederland regelland, dus hebben de carnavalsverenigingen een zondvloed aan vergunningen nodig. Ieder jaar worden het er moeilijker. Ik vind het heel verdrietig als ik hoor dat een optocht niet doorgaat vanwege slecht weer. Al die praalwagens bouwen is een klus, maar zo’n optocht aan alle regels laten voldoen, is nog veel meer werk. Al die voorbereidingen…
Ik weet dit omdat ik een boek heb mogen schrijven over de geschiedenis van Carnavalsvereniging De Puupenkoppen uit Achterveld. Het was een boeiende en ontroerende ervaring, waarbij ik veel gelachen heb. Ontroerend vond ik bijvoorbeeld dat prins Carnaval tijdens het carnavalsweekeinde naar de begraafplaats gaat om de overleden leden een bloemetje te brengen. Ik vond het ook mooi dat veel leden op zondagmorgen na een heftige nacht in de kroeg naar de carnavalsmis gingen. Ik mocht een keer een gedicht voordragen tijdens zo’n mis.
In zo’n vereniging gaan veel mooie verhalen rond. De vereniging heeft dansmariekes. De volwassenen zorgen dat de meisjes veilig thuiskomen. De meiden moesten een keer dansen op een feest ergens in de Betuwe. De BOB droeg nieuwe schoenen en die knelden. Dus zette hij ze even in de garderobe. Een andere feestvierder goot ze vol bier. De bestuurder liet ze leeglopen en ging op pad. Uiteraard werd hij prompt aangehouden voor een alcohol-controle. ‘Wat ruikt het hier lekker,’ zei de agent. ‘Ja, dat zijn mijn schoenen,’ zei de bestuurder. Dat vonden ze een grappig antwoord.  De blaastest bewees dat hij niet teveel gedronken had. ‘Maar wat ruiken we dan?’ vroegen ze. ‘Mijn schoenen,’ zei hij.
Elke deelnemer aan de optocht vertelde me dat ze een hekel aan regen tijdens de optocht. Ik keek naar buiten en zie stortregens. Dat is ook verdrietig.