Mijn ziel is een
vervallen, geblakerd huis.
Ik ben een lichte schaduw.

Ik glijd weg uit m’n
eigen lichaam, alsof ik
druppel voor druppel smelt.

Ik heb geen herinnering
aan de persoon die
in mijn huid woonde.

Uit mijn ogen stromen
ijskoude druppels vuur, mijn
bloed warm als afwaswater.

Ik kan je vertellen
waarom mensen
eenzaam sterven.

Ik kan je leren om te
zijn en niet te zijn op
hetzelfde moment.

Durf je dat? Of ben je
bang je handen te branden
aan mijn koude kern?