Ik wandel met mijn moeder
door haar huidige hiernamaals.
Zij schuifelt achter haar rollator
over de woongroep.
Ze woont daar met
andere doden die niet beseffen
dat ze eigenlijk al overleden zijn;
dat hun leven voorbij is.

 

Ze zitten als zwijgende zombies
in de woonkamer; vriendelijk maar
verdwaald in hun eigen dimensies.
Soms blaast iemand de laatste adem uit.
Hij is al uitgewist
voor hij is afgelegd.

 

Ik, armzalige, machteloze Orpheus,
probeer haar terug te halen
uit dit vagevuur van vergeten,
waar de geesten van de gestorvenen
herinneringen fluisteren, in het
behang en de gordijnen wonen.

 

Elke dag een nieuwe kans.
Ik dwaal met mijn moeder
dagelijks door dit hiernamaals;
het duister in haar hoofd
wordt steeds dwingender.