Er rijdt een groepje wielrenners door Frankrijk. Meestal mag een klein groepje de weg verkennen. Een aantal kan het tempo niet volgen en dobbert achter het peloton. Ze zijn tegen een lantaarnpaal, boom of een andere fietsers aangereden. Mannen in witte of blauwe shirtjes peddelen rustig aan de koplopers aan. Een paar kilometer voor de finish worden de vluchters ingehaald en dan wint een Duitse sprinter.
Dit is het ultieme niets en het wordt live uitgezonden over de hele wereld. Als je wilt weten hoe verveling voelt, kijk eens een uurtje.
Het geheel wordt van commentaar voorzien door Maarten en Herbert. De heren zijn niet te benijden. Herbert geeft commentaar. Als de kopgroep in beeld komt, zegt hij: ‘We zijn weer terug bij de kopgroep’. Maarten duidt wat er in de wedstrijd gebeurt, namelijk niets. Hij zegt: ‘er gebeurt niets’. En dat doet ze vele uren achter elkaar. Soms leest Herbert iets over toeristische attractie uit de boekje. Zo reden ze vandaag langs een brug en die was gemaakt door een architect. ‘Die architect had hem ontworpen,’ zei Herbert. ‘Het is een lange brug.’ De brug kwam in beeld en inderdaad het was een lange brug. Die architect werkte samen met Eiffel. ‘Dat is de man van de Eiffeltoren’, legde Herbert uit. ‘Hij heeft de Eiffeltoren bedacht en ontworpen.’ Herbert neemt het zekere voor het onzekere, want het zou niet fijn zijn als we hem verkeerd begrepen.
Ik zou denken dat Herbert zijn woorden nauwgezet zou kiezen, maar helaas. Als iemand iets goed doet, zegt Herbert dat het goed is. Daar is hij echt niet te beroerd voor. En dan voegt hij er aan toe: ‘dat zegt ook iets over hem’. Dat geloof ik best, maar wat zegt het dan? Dat vertelt die snaak er nooit bij. Vandaag reden ze over vlakke wegen. Ineens begon Herbert over kopmannen, die geïsoleerd kwamen te zitten in de bergen. Aan zijn stem begreep ik dat hij ook niet begreep hoe hij nu op dit onderwerp kwam. Maar ik hoorde aan zijn stem dat het hem aangreep geïsoleerde kopmannen in de bergen. Hij noemde wat namen en constateerde: ‘Zij weten hoe het is om geïsoleerd in de bergen te zitten’. Wat nu precies het punt was, werd mij niet duidelijk. Soms kijkt Herbert in een hoofd van een renner en zegt: ‘Dat weet hij ook’. Het is geen grote verrassing, want meestal weet ik het ook en ik weet niets van wielrennen.
De kijkcijfers vallen tegen dit jaar. Dat weet Herbert ook.  Volgend jaar rijdt er weer een peloton door Frankrijk en gebeurt er weer precies hetzelfde. Herbert is er dan weer bij. Dat zegt ook iets over hem.