Ik word gefascineerd door talentenjachten zoals The Voice of Holland. Ze zijn voor mij dé tijdgeest in een strak format. Om die reden speelt een talentenjacht een grote rol in mijn nog niet gepubliceerde roman ‘De pijnmachine’.
Talentjachten draaien om onze obsessie met beroemdheid. De kandidaten staan een tijdje in de spotlights en worden daarna weer vervangen door andere gezichten. De roemmachine, wat ik me voorstel als een hakselmachine, waarin kleine kuikentjes gegooid worden en waar bloed en veertjes uitkomen, heeft steeds nieuwe gezichten nodig.
Er is de suggestie van opwinding en nieuwe dingen. Maar eigenlijk is het één strak format, kijkt iedereen elk jaar naar exact hetzelfde programma. Ik zie aankondigingen; de kandidaten braken dezelfde teksten uit als die van vorig jaar en het jaar daarvoor. ‘Ik hoop dat in ieder geval één jurylid omdraait.’ Tuurlijk hoop je dat koekenbakker. Waarom zou je anders mee doen?
Verder doen de organisatoren of het programma om originaliteit draait. Dat is natuurlijk onzin, het gaat om imitatie. In Nederland kun je alleen beroemd worden, als je iemand goed na kunt doen. We zijn bang voor originaliteit.
Stel je voor dat je de kijkers de stuipen op het lijf zou jagen met een oorspronkelijke gedachte. Brrrr.
Voor de nummerkeuze geldt hetzelfde; het aantal liedjes waaruit gekozen kan is beperkt. De vraag is niet of er een lied van Adele gekozen wordt, maar welk strontvervelend nummer van haar in een pompeuze pretentieuze uitvoering gezongen wordt.
Vanavond is er een nieuw jurylid: Anouk. Ze heeft dat al eerder gedaan. Beter kan het programma niet gekarakteriseerd worden; oud maar toch vertrouwd. Alles blijft bij het oude.