Er worden medailles gewonnen op de Olympische Spelen. Er gaat weer gehuldigd worden. Ik heb als journalist regelmatig huldigingen meegemaakt. Het zijn vaak ongemakkelijke bijeenkomsten. De sporter wil graag naar huis. De bestuurder weet dikwijls niets sport. Ongewild wordt het dan pijnlijk, maar ook grappig.
Schaatser Carl Verheijen werd in 2004 wereldkampioen op de 10 kilometer. Dus moest hij op maandagavond gehuldigd worden door de Leusdense burgemeester. De goede man had van veel zaken verstand, maar niet van schaatsen, helaas.
De burgemeester feliciteerde Carl van harte met zijn prestatie en riep enthousiast de winnende tijd. Daarna was hij door zijn tekst heen.
Verheijen keek hem vragend aan en liet het moment rustig duren. ‘Je tijd was 13 minuten en een beetje,’ meldde de burgemeester. Dat wist Carl ook nog wel. Nogmaals riep de burgervader de tijd. Carl keek hem fronsend aan.
Het was redelijk druk bij de huldiging. Alleen waren dat niet alleen Leusdenaren, maar schaatsers: Ids Postma, Jochen Uytdehaage, Christine Aaftink en in mijn herinnering ook Ireen Wüst en Sven Kramer. Laat ik het zo zeggen, deze mensen hebben ook weleens prijs gereden
De burgemeester keek rond. Ik zag hem denken. Wie zijn die mensen toch? De aanwezige Leusdenaren hadden die succesvolle schaatsers natuurlijk wel herkend. ‘Ga maar feest vieren met je vriendjes,’ zei de burgemeester. Ja, zo kan je die kampioenen natuurlijk ook noemen. De burgervader keek de kampioenen aan. ‘Als jullie je best doen, winnen jullie ook weleens iets,’aldus de burgemeester. ‘Ik denk dat hij jou bedoelt’,’zei ik tegen Uytdehaage. De Olympische kampioen keek me verbijsterd aan. We schoten beiden in de lach.
Ik kwam de burgemeester later die avond tegen: ‘Het ging wel lekker, vond jij ook niet?’
Er speelde een glimlach om mijn lippen. ‘Och,’ antwoordde ik.