Er zijn dagen dat ik oprecht blij ben dat ik geen verslaggever meer ben. Het was geweldig werk, ik mis het regelmatig, maar artikelen schrijven over moord en dodelijke ongelukken; ik kreeg er de kriebels van. Er is dit weekeinde een meisje van 14 in Achterveld gevonden. Ik was opgelucht dat ik dat hartverscheurende verhaal niet hoefde te doen. Er is geen Peter R. de Vries aan mij verloren gegaan.
In mijn laatste jaar als verslaggever gebeurde er een moord in Leusden. Ik mocht, zeg maar moest, daarover schrijven. De plaats delict was normaal al een mistroostige plek, maar was nu helemaal somber. Buren keken geschrokken uit hun ramen. Politielinten wiegden in de wind. Allerlei busjes stonden er. Mannen in witte pakken liepen rond.
Dit was dus de plek. Ik begon maar wat foto’s te maken. Direct kwam er een agent op me af en vroeg: ‘waarom heb je belangstelling voor deze plek?’. Hij keek niet vrolijk toen ik vertelde dat ik over de moord moest schrijven. Binnen een paar dagen begreep ik waarom hij niet zo blij was met de pers. Collega’s verzonnen allerlei verhalen, die niet klopte als ik ze bij de voorlichter checkte. Ik vond die verzinsels nogal bizar. De vermoorde man heeft familie en die hoef je niet met leugens lastig te vallen. Kijk, verhalen onderzoeken, lijsttrekkers van landelijke partijen de stuipen op het lijf jagen, ministers in de rode vlekken sturen, ja, zelfs Koninginnedag verslaan, geen probleem. Maar dit onderwerp lag me niet.