Soms vind ik het jammer dat het Nederlands voor bepaalde situaties of dingen geen woorden heeft. Ik zat vandaag in een restaurant. Daar zaten twee dames hardop, nogal hardop, zeg maar schreeuwend, te vergaderen over hun strategie, die een grote drogisterij-keten op de knieën moest dwingen. Het liep allemaal niet zo lekker.
Zij meenden dat ze het bedrijf een aanbod hadden gedaan. De tegenpartij was zich daar helemaal niet van bewust. Dat moest anders, besloten ze. Anders zou het weer ‘The last meeting all over again’ zijn.
Ze maakten een stappenplannen, sorry, een slideshow. ‘That’s slide two,’ zeiden ze tegen elkaar. Eindelijk waren ze het eens en ze zouden contact houden. Ten minste, dat bedoelde ze waarschijnlijk toen ze tegen elkaar zeiden: ‘Call me’. Ze stonden op en liepen in hun hippe jurkjes weg. De ene stelde iets voor. De andere antwoordde: ‘Dat is schier onmogelijk’. Ze zeiden schier onmogelijk. Dat dan weer wel.