Ik sta te pinnen bij de drogist. ‘Dit is onze dorpsdichter’, zegt een vrouw achter me. ‘Stadsdichter’, zeg ik. ‘De term is stadsdichter.’ ‘We hebben dus een dorpsdichter’, antwoordt de vrouw. ‘Die hebben we ook in het dorp, goed hé.’ ‘Ik ben stadsdichter’, brom ik. ‘Dorpsidioot en stadsdichter is een dubbele functie.’ De vrouw kijkt me fronsend aan. ‘Ik laat mijn nichtje alle bijzondere dingen van Leusden zien’, legt ze uit.