Een paar jaar voor zijn dood verwaardigde Meester Mulisch zich af te zakken naar Amersfoort om door een deskundige geïnterviewd te worden. Zulke bijeenkomsten zijn zeer aan mij besteed , dus bestelde ik een kaartje. Op de dag zelve zorgde ik dat ik op tijd bij het Onze Lieve vrouwe theater aanwezig was. Ik liep net onder de lange Jan het plein op, toen de meester met opgestreken zeilen het volgepakte terras naderde. Hij had de zelfverzekerde tred van een man die weet dat hij alle eerbewijzen waard is en een ego zo groot dat je de deurposten uit moest breken, anders bleef de Meester steken.
Mulisch probeerde de aandacht van de terrasbezoekers te trekken. Zij keken verstoord op en herkenden hem niet. Mulisch sprak enkele woorden, maar niemand reageerde. Zijn schouders zakten in. Hij liep leeg als een lachgasballon. Gelukkig snelde de zeergeleerde op de Meester af om zijn zelfvertrouwen op te krikken en hem naar de mond te praten. Later zat Mulisch met bombarie op het podium en zong ongegeneerd zijn eigen lof. Soms keek hij weifelend de zaal in.
Ik vraag nooit handtekeningen aan collega’s. In dit geval moest ik mijn bijdrage aan de herstelwerkzaamheden leveren. Ik hield hem een boek voor en vroeg hem die te tekenen. ‘Vond je die mooi?’ vroeg hij. Ik knikte. Het werd lente op het gezicht van Meester Mulisch.