Ik moest vandaag aan Inge de Bruijn denken. Ik las een boek over de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn van Auke Kok. Rie Mastenbroek was daar ‘onze’ grote zwemkampioen. Ze won drie gouden medailles en één zilveren. Ze was erg beroemd. Na thuiskomst werd ze uitbundig gehuldigd. Niet dat Mastenbroek dat leuk vond, ze moest het ondergaan. Wat ze ook erg vond, ze moest het hele land rond om in zwembaden zwemles te geven om de zwemsport te promoten.  Ze gruwde ervan. Maar ja, Mastenbroek was amateur en had niet veel in te brengen.
Vlak na de Olympische Spelen van Sydney in 2000, waar De Bruijn drie keer goud won en één keer zilver, landde er een merkwaardig persbericht op mijn bureau bij De Stad Amersfoort. Er was een zwemfeest in het Sportfondsenbad in Amersfoort, ter promotie van de zwemsport. In de bijlage stond in de laatste zin een raadselachtige toelichting: Inge de Bruijn en Pieter van den Hoogenband, nog zo’n zwemheld, komen de les geven. Ik verwachtte dat ze dat groter zouden aankondigen. Hoe dan ook, ik kon en regelde een fotograaf. Bij de kassa wist men van niets. Olympische kampioenen in ons bad, dat zal toch niet. Ze hadden Inge noch Pieter gezien. Een vaag persoon nam me mee naar de doucheruimte. Hij wilde niets zeggen en bezwoer me te wachten. De fotograaf klaagde dat hij druk was. Er dook een collega van De Amersfoortse Krant op, die ook begreep dat ze zouden komen. Het moment dat de zwemsterren zouden verschijnen en verdween. Even later hoorde ik een stem. ‘Mogen we er even langs?’
Daar waren ze dan, de zwemsterren. In de doucheruimte wilden ze wel interview doen. Ze waren aardig en professioneel. Daarna stapten ze in een inferno van lawaai. Kinderen schreeuwden hun keel schor, mensen waren in tranen. Onze fotograaf had ineens helemaal geen haast meer. Ik stapte het bad in. De kinderen krijsten, hoewel ik niet goed kan zwemmen. De Bruijn was druk bezig. ik vroeg of ze het leuk zou vinden als het nieuwe zwembad in Amesfoort naar haar genoemd zou worden. Ze lachte en zei: ‘ja’. Ze leek het naar haar zin te hebben, maar dat leek Mastenbroek ook. Het was 65 jaar naar Berlijn en er was nog niets veranderd.