‘Ja, bij mijn broer konden ze ook niet vinden wat hij had. Die is nu ook dood.’ Dat zei iemand tegen me toen mijn vader in het ziekenhuis lag. Eén van de ergste beproevingen van een zieke ouder is de ongevraagde goede adviezen van mensen. Iedereen heeft dan ineens verstand van medicijnen en gezondheid en diagnostiek. ‘O, dat is het begin van het einde,’ zei iemand, toen ze hoorde dat mijn moeder een breukje in haar heup had. Niet alleen hebben deze onheilsprofeten verstand van het menselijk lichaam. Ze prediken ook direct dood en verderf.
Waarom zeg je dit? Kan het niet een tandje minder? dacht ik dan. Het troost niet en je weet niet wat je zegt. Waarom toon je geen medeleven. ‘Nou, ik hoop dat het meevalt.’ Ik weet dat deze mensen genieten van de pandemie. Ze kunnen iedereen het graf in praten. Ik heb mededogen met de patiënten en hun omgeving. De ziekte is ingrijpend en dan al dat commentaar. Dat wens je niemand toe.