Het meisje stond met een lepel in een bak met pinda’s te roeren. Zo werd het zout gelijkmatig verdeeld, mooi hoor. Ze keek op en zag me staan. Ze keek, peinsde en keek. Het concept ‘een klant’ kwam niet direct tot leven in haar brein. Haar collega werkte al langer in de winkel. ‘Jij moet die meneer helpen.’
‘Wat kan ik voor u doen, vandaag?’ vroeg ze. Ik hoopte inderdaad voor het donker thuis te zijn. Ze zocht de drie pakjes cranberries bij elkaar. ‘Dat is dan 5 euro,’ vertelde ze.
Ik legde het biljet op de toonbank. ‘Dat is helemaal goed,’ riep ze verbaasd. ‘Helemaal goed.’ Wow, zeg, ik deed dat niet gewoon goed, maar helemaal goed. Ik huppelde naar buiten. De zon brak door.