De vrouw liep door de supermarkt met een miniatuurmensje aan haar hand. De dame had het zwaar, want het meisje kwebbelde maar door. Gezellig met mijn mama winkelen. ‘Kijk, dat kunnen we kopen, mama.’ De vrouw wierp een blik naar het meisje, die ijsschotsen weer kon laten aan vriezen. ‘DAT IS TE DUUR, SCHATJE.’ Het meisje begon weer een verward verhaal. ‘IK GA NU NAAR DE KASSA, LIEVERD.’ Het meisje holde weg. De vrouw ving haar. ‘IK HEB HET HELEMAAL MET JE GEHAD, ENGELTJE,’ brieste ze. Het was nog maar kwart voor tien. Ze hadden nog een hele lange dag samen. Een half uur later, zag ik ze op het parkeerterrein. Eindelijk langs de kassa.