Vrienden van me volgden de discussie over het kinderpardon hartstochtelijk. Ze vonden het lastig dat de politici met meel in de mond spraken. Dat taaltje is alstig voor mensen, die niet getraind zijn in dit soort taalgebruik. Dit soort discussies is een goochelact. De aandacht wordt op één punt gelegd en elders gebeurt het echt. Ik heb vaker dit soort processen verslagen, dus kan ik de wollige taal van politici vertalen naar meer gangbaar Nederlands.

‘We spreken in een constructieve sfeer’ = ‘Ik wilde mijn opponent een ros voor zijn knar geven, maar heb me beheerst.’

‘Er zit  nog wat licht tussen onze opvattingen’ = ‘Die andere partijleider is niet goed bij zijn pepernoot.’

‘We willen er gezamenlijk uitkomen’ = ‘Joh, heb je de opiniepeilingen gezien. We willen nu geen verkiezingen.’

‘Dat houden we nog voor ons’ = ‘Ik heb geen zin om straks door mijn fractie gekruisigd te worden.’

‘We zijn er uit. We zijn tevreden met het resultaat’ = ‘Het is een compromis van niets, maar het moet maar.’

Dit zag ik op televisie.

Over dit proces worden over 20 jaar boeken geschreven. Ik wil graag dan lezen wie welke argumenten gebruikte en hoe het echt in elkaar stak.