Ik liep langs het Valleikanaal. Twee wielrenners haalden me in. ‘Een echte wielrenner breekt zijn botten,’ zei de linkse. Dat vond die andere ook. Mij leek het niet echt een aantrekkelijk punt. Als ik de wielrenners op zondagmiddag langs het kanaal zie waaghalzen, geloof ik inderdaad dat botten breken een geloofsartikel van die gasten is.
‘Ik ben gevallen op de Mont Ventoux’, zei de eerste. ‘Gaaf,’ zei de andere.
‘En?’
‘Alleen schaafwonden.’
‘Balen.’ Sinds de roman en de film is doodvallen op die berg natuurlijk een ideaal. De mannen fietsten verder en blijven bijna achter een paaltje haken. Het is lastig idealen waar te maken.