‘Ik ken je’, zei een vrouw. Ik knikte. Ze kwam me bekend voor. ‘Jij draagt gedichten voor.’ Dat wordt wel vaker tegen me gezegd. ‘Jij bent briljant.’ Ik heb mijn momenten, maar dat woord zou ik niet voor mezelf gebruiken. Dank je’, mompelde ik met een hart vol twijfel.

‘Ja, in Leuven was je zo goed.’ Ik weet niet wie er zo goed was op dat podium. Ik niet, want ik ben echt nog nooit in Leuven geweest. Ik kon haar het gesprek met haar held niet ontnemen. Dus lachte ik schaapachtig. Misschien heeft ze een geestverschijning van mij gezien.