‘Dit kan allemaal jouw deel worden.’ Theo Barnes gebaarde naar het donkere Los Angeles. Om zijn lange lijf hingen hippe kleren, eigenlijk uit de mode voor een man van zijn leeftijd. Theo Barnes was al talentenscout en muziekproducer, toen God de Vader het stof op de wegen legde. Hij had geholpen de Tien Geboden van het vak op te stellen. ‘Heb geld en roem lief met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand. Zorg dat je aan je trekken komt voor je in je graf belandt.’ Zo luidde zijn samenvatting van de wet en profeten. Aäron King bekeek de man, die naast hem stond. Hij zuigt licht op en spuugt donkere wolken uit, dacht Aäron. Kan hij een werktuig van God zijn?
‘Wat is de prijs?’
‘Gewoon je muziek maken en jouw ding doen. Ik leg de wereld aan je voeten. Wat is je probleem? Luister toch niet naar die opa van je.’
Je kunt wel de bink uithangen en doen of je iets van de wereld begrijpt. Het leven is er niet minder eindig om. Je komt voor de rechterstoel van de Heere en wat dan?, dacht Aäron. Opa Mitch was een mens met de uitstraling van een engel en een stem die klonk of er woorden met een beitel in stenen tafelen werden gehouwen. Goed en slecht hield hij feilloos uit elkaar. Vorige week had hij Aäron bij zich geroepen.

‘Die Theo deugt niet, Aäron. Als hij Sinterklaas was, liet hij de kinderen voor hun cadeautjes betalen.’
‘Hij wil me helpen. Ik kan beroemd worden.’
‘Roem kun je missen als het om je zielehiel gaat. Jezus heeft zijn bloed niet voor niets voor jou gegeven.’
‘Maar muziek is mijn roeping.’
‘De business is verdorven. Het draait alleen om geld en roem. Dat trekt slecht volk aan; hoeren, dealers, dronkaards en platenbazen. Jij hebt niets te zoeken tussen dat volk.’
Aäron zag Sunset Boulevard en Venice Beach. Dit was het beloofde land waar zijn bandleden Thomas en John Lamb van gedroomd hadden; groupies, drank en feestjes met celebs. De broertjes muzikanten konden het nu binnentrekken. Hij hoefde alleen maar ja te zeggen tegen Theo. Maar Aäron zweeg.
‘Muziek hoeft niet slecht te zijn, als het mensen maar de weg naar vergeving wijst’, zei opa. Ik wil geen instrument van de duivel zijn, dacht Aäron. Ik ben een kind van het licht. Zou ik niet muzikant kunnen zijn zonder door het kwaad aangeraakt te worden?
‘Je lijdt schade aan je ziel’, had opa Mitch gewaarschuwd. ‘Daar kun je je niet tegen verzekeren.’
Misschien heult Theo wel met de vijand, peinsde Aäron. Door mijn voorbeeld kan hij tot bekering komen. Het is beter te bekeren dan te verdoemen.
‘Kijk, dat is het huis van Jack Nicholson. Zie je dat grote zwembad? En daar woont Anthony Kiedis van de Chili Peppers. Dat kunnen jouw buren worden.’
King wreef over zijn armen en zette z’n capuchon op.
‘En wat dan nog?’, bromde hij. Theo keek zijn ontdekking aan. Deze onooglijke jongen schreef fantastische nummers. Hij sprak als een lentebriesje, maar zong als een orkaan. Het enige dat die jongen hoefde te doen was ja te zeggen en te tekenen. Aäron kon de hele wereld krijgen, maar hij aarzelde. ‘Kom op, jongen, teken het contract nu maar.’ Aäron zuchtte en stapte naar binnen. Nog steeds een vreemdeling in het leven.

Aäron King was een verdwaald kind. Leven; hij vond er niets aan. Dit cadeau was te groot voor zo’n kleine jongetje. Hij was een kamikazekleuter. Als hij niet op zijn gezicht viel wanneer hij holde, klapte hij wel met zijn fietsje op het asfalt. Er ging geen jaar voorbij of Aäron brak wel een arm of een been.
Het is geen zonde blij te zijn met dit leven. Maar de dagen gingen zo traag en saai voorbij. Hij voelde een diep verlangen dat in zijn hart woekerde. Elke dag probeerde hij tevergeefs met zijn lippen de woorden te vormen, die zijn gevoel weergaven.
Woorden waren nooit z’n vriendjes geweest. Ik ben in de wereld gegooid en betaal voor de zonde van mijn voorvaderen en nu moet ik mijn eigen weg vinden zonder me achter anderen te verschuilen. Die woorden zou hij moeten zeggen. Maar hij had Camus en Augustinus nooit gelezen.