Kraaien vliegen krassend
op als ik naar mijn
huis fiets. Ze cirkelen om
me heen, kleine stipjes
verderf in de hemel.

Ik denk niet aan de dood.

Het vissersbootje dobbert
tussen de vingers van de zon.
Meeuwen cirkelen en duiken
in het water naar kansloze
bijvangst, stijve kieuwen.

Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.

Ik streel je en koester jouw
leven brengende schoot.
Ik kus je, ik aai je, ik lik
je. Je lacht en ligt onder me
als een grafsteen.

Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.

Ik dans op bezwerende muziek
in een pompend ritme en
onheilspellende klanken.

Ik denk niet aan de dood.

Ik eet en drink.

Ik denk niet aan de dood.

Ik dans en vrij met jou.

Ik denk niet aan de dood.

Ik doe boodschappen,

Ik denk niet aan de dood.

Ik lees, schrijf gedichten.

Ik denk niet aan de dood.

Ik leef en lach en zit in de zon.

Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.
Ik denk niet aan de dood.

Ik denk niet aan de dood.