De jury van de Turingenprijs heeft in haar onmetelijke wijsheid gesproken. Er zijn weer gedichten in de prijzen gevallen, keurige, inwisselbare, voorspelbare, emotieloze gedichten.  Je kunt het van tevoren uittekenen welk type gedicht gaat winnen. Modieus, want een beetje aanstellerig van toon, ‘kijk mij eens een opvallend hoofd met spannende gedachten hebben’. De nieuwe Dichter des vaderlands zat in jury en hij heeft er bewonderenswaardig voor gezorgd dat de winnaar geen verrassing is.  Blijf lekker binnen de lijntjes kleuren, Bruinja, en je wordt de lieveling van de media.
De winnaar is weer cryptisch, roept geen emoties op. Er ligt een grauwsluier van eerbiedwaardigheid en pretentie overheen. Ik weet wel, al die bundels, die prijzen winnen en die niemand leest, niemand koopt en geen mens raken, staan vol met dat slaapverwekkende spul. Geweldig interessant om samen in een kringetje over te neuzelen en twee meter over de drempel van de sociëteit valt het zo dood als een pier.

Is dat erg? Nee, als we marginaal willen blijven en nog marginaler willen worden, niet. Als we willen navelstaren en elkaar prijzen om iets wat de rest van de mensheid niet snapt en niet boeit. Geen enkel probleem; lekker bezig. Neuzel lekker verder. Ik doe mijn eigen ding wel.

Nog één dingetje, die tweede prijs met die vreselijk flauwe en slappe verwijzing naar Nescio. Dat kan echt niet meer.

 

Voor de Turingenprijs geldt, dichters en juryleden zijn we, maar wel heel saaie en brave dichters.