Ik keek in je ogen
en zag een wrokkig meer.
Schuimkoppen beukten
op kiezelstranden.
Woedende wolken
dropten hagelstenen
als handgranaten
op gewonde golven.

Ik keek in je ogen,
toen de zon opging.
Het landschap glimlachte
als een tevreden baby,
net gevoerd en verschoond.
Dieren dartelden rond,
nergens gevaar, overal
slagroom en ijs en drop.

Ik keek in je ogen
en zag een land,
waar ik wilde leven.